Toespraak dodenherdenking 4 mei 2015

Voor de 70ste maal herdenken wij dit jaar de doden van 1940-45.  Er leven nog slechts 400.000 Nederlanders die oorlog, bezetting en bevrijding hebben meegemaakt als puber van 18 jaar of ouder.

Je zou kunnen denken dat, naarmate het aantal getuigen van de bezettingstijd vermindert, ook de belangstelling voor die tijd zou afnemen.

Niets is minder waar. Wat opvalt bij de 70ste maal dat wij de doden van 40-45 herdenken, is dat die belangstelling alleen maar lijkt te groeien.  

Documentaires, speelfilms en boeken blijven uitkomen, ook over onze eigen stad.  

De vijf jaren van de bezetting blijven leven op onze scholen, in onze media, in onze wetenschappelijke wereld, in kunst en cultuur, in steeds weer nieuwe harten en hoofden.

Onlosmakelijk verbonden met de vragen die we onszelf blijven stellen.  

Zoals de vraag hoe het toch kan dat mensen, mensen zoals wij, achter een schrijfbureau, achter een vergadertafel in koelen bloede plannen maken tot de gerichte vernietiging van volledige bevolkingsgroepen.  

Hoe het toch kan dat er ook mensen waren die die plannen ten uitvoer brachten en wel op een onvoorstelbare, industriële schaal.  

En hoe het voor gewone mensen was om in zo’n tijd te moeten leven en keuzes te moeten maken.  

We luisteren naar de getuigenissen, bestuderen dagboeken en brieven, turen op de foto’s. We lezen de boeken en zien de films over de oorlog, op zoek naar antwoorden.  

Wat waren het voor mensen? Degenen die je kent die de oorlog nog hebben meegemaakt. De mensen op de foto’s in dat boek en al die anderen van wie je de verhalen hoort en over wie je leest.

Op zoek naar een antwoord, pak je soms een vergrootglas om nog dichter bij de mensen op die foto’s te komen. Om iets te zien van hun oogopslag, hun persoonlijkheid, hun emoties.  

Er waren, in Utrecht en elders, mensen die zich aansloten bij het verzet of een schuilplaats boden aan onderduikers. Mensen die joodse kinderen opnamen, verzetsbladen verspreidden, aanslagen pleegden of zich, zoals aartsbisschop De Jong, in het openbaar bleven verzetten.  

Er waren, in Utrecht en elders, mensen die alleen maar met de moed der wanhoop verder leefden in afwachting van het moment dat de boze droom voorbij zou gaan.

Er waren, in Utrecht en elders, mensen die helemaal geen keus HADDEN. Zoals de meer dan 1200 Utrechtse joden, het leeuwendeel van de joodse gemeenschap in de stad, die in 1942 op transport werden gesteld.

Ook Roma, verzetsmensen, gehandicapten, homoseksuelen moesten in die periode vrezen voor hun leven.

Iedereen die door het toenmalige regime als ongewenst werd bestempeld werd uit de samenleving weggerukt, gaten achterlatend in de gemeenschap.

Maar er waren ook mensen die, op wat voor manier dan ook, gingen samenwerken met het nieuwe bewind. Die over gingen tot wat wij nu noemen ‘collaboratie’.  

Elke keer dat we deze zwarte bladzijden in onze geschiedenis openslaan, proberen we ons weer te verplaatsen in de begrijpelijke en onbegrijpelijke keuzes die mensen maakten en de voldongen feiten waarvoor ze zich zagen gesteld.

Elke keer voelen we weer hoe onmenselijk die keuzes en die voldongen feiten waren. En hoe strijdig met elke voorstelling van een leven in vrijheid, vrede en verdraagzaamheid.

Elke keer houden wij ons weer het lot voor ogen van de miljoenen mensen die zijn gestorven tijdens deze vijf jaar durende eruptie van totalitair geweld.

Elke keer houden wij ons ook het lot voor ogen van burgers en militaire in oorlogsgebieden waar ook ter wereld en militairen in vredesmissies. Wij  herdenken vandaag ook hen die daarbij het leven lieten.

Elke keer beseffen wij weer, ieder voor onszelf, maar ook als samenleving, hoe belangrijk het is, tegenover totalitair geweld de vrede, de vrijheid en de verdraagzaamheid te stellen waarin wij hier in Nederland en daarmee in Utrecht sinds 1945 leven. Het koesteren van een inclusieve en humane samenleving, waarin ieder mens als mens telt is voor ons van onschatbare waarde. Utrecht zijn wij samen.   

Primo Levi gaf ons op basis van zijn ervaring in Auschwitz de volgende waarschuwing mee:

“Let op mooie woorden van demagogen, scherp je zintuigen, blijf nadenken. Ik kan het niet verdragen dat men een mens beoordeelt niet naar wat hij is, maar naar de groep waar hij toevallig toe behoort “.

Dat zullen we doen en wij zullen vrede, vrijheid en verdraagzaamheid van generatie op generatie als een kostbare schat aan elkaar blijven doorgeven.