Je ne suis pas Charlie

Vorig jaar schreef ik een column over het vrije woord. Naar aanleiding van de scherpe pen van Priscilla Buitenweg en de reacties daarop. En naar aanleiding van haar uitgestoken nek. Ik was blij dat zij verwoordde wat ik soms dacht maar niet hardop zei. Omdat ik in een groot geel huis woon met heel veel glazen ramen.

Afgelopen woensdag zijn er in Parijs 12 mensen doodgeschoten. Parijs is ook een stad. Met wijken, wijkjes, buurten en er zal, naast de ontluisterende banlieues, vast ook wel een soort Zuilen zijn, met bijbehorend Zuilens dorpsgevoel, een stichting Tagmat, buurtvaders en normale Marokkanen en prima Turken, zoals onze eigen Gumus. Twaalf mensen waaronder twee politieagenten, misschien van die mannen als Danny Houkes, onze wijkagent, die met zijn hippe baard en afgetrainde lijf tegenwoordig wel iets weg heeft van Arie Boomsma, onze nationale knuffelhunk. Huppakee. Weg ermee. In een paar minuten tijd. Omdat zij op een soms giftige manier kritisch zijn. Maar alleen maar met inkt en drukpersen. Niet met een kalashnikov. Dat niet.

De 15-jarige Pareldochter was naar aanleiding van de gebeurtenissen in Parijs ontdaan, geschokt, boos en op licht-puberale manier opstandig. Voor het eerst in haar leven was zij persoonlijk geraakt door het wereldnieuws. Tot op heden zapte ze bij de vele onthoofdingen door ISIS liever weg naar South Park of een veilige Disneyfilm.

‘Het komt nou wel heel dichtbij’, zei ze bozig en zwaar verontrust, tijdens het aardappelen schillen. ‘Dat hebben we nog niet eerder meegemaakt !!’. Het klonk alsof ik persoonlijk verantwoordelijk was. Ik wees haar op de Twin Towers in New York. ‘Ja, maar dat was veel verder weg’, was haar antwoord. ‘Ja, voor wat betreft kilometers wel’, repliceerde ik, ‘maar dat was de eerste gigantische rechtstreeks bedoelde ideologische aanslag op onschuldige mensen in het hart van de Westerse wereld. Dat was heel dichtbij hoor, ookal is New York verder weg dan Parijs. En bovendien waren de secretaresses en liftboys en koffiejuffrouwen in de Twin Towers niet bezig met kritische cartoons. Misschien is dat nog wel erger’.

Ik probeerde nuance aan te brengen in een verbijsterende lelijkheid. Misschien om haar gerust te stellen. Want haar verontwaardiging kwam voort uit angst. Eigenlijk probeerde ik de ongelooflijke aanslag op Charlie Hebdo en zijn redactie en de politieagenten te relativeren om de Pareldochter weer in haar Disneyslaap te sussen. En uiteraard mijzelf ook. Maar ze trapte er niet in.

Toen gooide ik het over een andere boeg en vroeg: “Ga jij morgen naar het protest op het Domplein? Om te laten zien dat je het er niet mee eens bent? De burgemeester, je weet wel, Jan van Zanen, heeft iedereen opgeroepen”. Op het moment dat ik haar die vraag stelde dacht ik: “Is dat niet gevaarlijk? Al die protesterende mensen bij elkaar? Als er nou eens een gek met een kalashnikov langsfietst en zijn magazijn leegschiet? En moet ze dan met de fiets? Moet ze dan over het stukje waar dat jongetje van 6 jaar net is doodgereden door een bus? Moet ik mee? Moet ik haar beschermen? Waarom heb ik dit onzalige voorstel gedaan? Wat ben ik eigenlijk voor een moeder?”

De Pareldochter zei, alsof ze mijn gedachten kon lezen: “Zul je net zien dat wij daar allemaal staan te protesteren, worden we doodgeschoten omdat we allemaal bij elkaar staan. Maar ach, dat moet dan maar zo zijn. Als je dood bent voel je het zelf toch niet meer. Ja, ik ga daarheen. Vervelend voor jou mam, maar dit is belangrijk”.

En dan kun je alleen maar je kop houden. En denken: “Ik mag dan wel geen Charlie heten, maar mijn dochter wel”.